Utrecht heeft twee monumentale begraafplaatsen -Soestbergen en Kovelswade- die sinds enkele jaren extra ingangen voor wandelaars hebben. Dat maakt het mogelijk om een wandeling te maken van Utrecht Centraal via de singel en de Krommerijn richting de Lunetten I en II-onderdeel van werelderfgoed Hollandse Waterlinie- en vervolgens terug via de begraafplaatsen naar station Vaartserijn. Of je wandelt verder via de Oosterkade/Vaartserijn en de Oudegracht terug naar CS. Een grotendeels autovrije wandeling van twee tot drie uur langs natuur en cultuur op de best bereikbare locatie van Nederland.
Het eerste deel van de wandeling heb ik al eerder beschreven. Voor het vervolg sla je bij Lunet I rechtsaf over een wandelpad.
Utrecht is tegenwoordig een stad van kantoorvolk, (alfa) wetenschappers en heel veel studenten. Nog maar weinig mensen weten dat het honderd jaar geleden een belangrijke industriestad was.
Ruim zes jaar geleden werd ik bestuurslid, kort daarna voorzitter, van het Museum van Zuilen. Dat is een karakteristiek voorbeeld van cultuur met een kleine c, ontstaan door het initiatief van een enthousiasteling in de wijk. Met een aanpak die kan rekenen op grote steun in Zuilen en ver daarbuiten. Sindsdien doe ik rechtstreeks ervaring op met cultuurbeleid, in dit geval in de gemeente Utrecht. Ik heb er geen hoge pet van op.
De reünie Zuilen “70 jaar met pensioen” ter gelegenheid van de 70e verjaardag van de annexatie door Utrecht trok begin dit jaar 450 deelnemers
Het Museum van Zuilen draait op dit moment voor 100% op vrijwilligers. We besteden aandacht aan de historie van Zuilen, dat tussen 1910 en 1950 groeide van 1.000 naar 26.000 inwoners, met name door de komst van de grote spoorindustrieën Werkspoor en Demka. Daarnaast is er veel aandacht voor volkscultuur: de historie van verenigingen, winkeliers en bedrijven in de wijk. Maar we maakten ook een tentoonstelling over de migratie naar Zuilen na de vestiging van de grote spoorwegindustrieën. Op dit moment loopt een tentoonstelling Bouwen voor de Buurt, over de rol die woningbouwverenigingen speelden bij de voorziening in betaalbare woonruimte.
Ook de werkwijze van het museum is bijzonder: veel van de activiteiten vinden plaats buiten de museumruimte: straatreünies, tentoonstellingen op locatie (bv in de wijkbibliotheek), wandelingen, lezingen. En de ideeën voor activiteiten komen vaak uit de wijk en worden uitgewerkt in samenwerking met vrijwilligers en organisaties uit de wijk.
In de beginperiode werd het museum gefinancierd door een combinatie van donaties (we vragen geen entreegeld) en een jaarlijkse financiële bijdrage uit het initiatievenfonds voor de wijk Noordwest. Dat laatste werd in 2021 verboden: het fonds was bedoeld voor eenmalige initiatieven, niet voor structurele activiteiten. OK, kan ik me iets bij voorstellen. Om deze reden werden we gedwongen om mee te gaan doen met de vierjaarlijkse subsidieronde in het kader van de cultuurnota. Een bureaucratische blackbox, die ons als vrijwilligersorganisatie een jaar lang zwaar belastte met papierwerk en ook de structurele verantwoordingslasten voor het bestuur verveelvoudigde.
Nog een bijzondere tentoonstelling, ter gelegenheid van 100 jaar Van der Wal transport. Een van de grote bedrijven in Utrecht/Zuilen, met 600 vrachtwagens op de weg. Het personeel kwam massaal kijken bij de opening.
Het goede nieuws was dat onze aanvraag voor de periode 2021-2024 in de prijzen viel. Dat geld hebben we goed besteed. We zijn verhuisd naar een nieuwe museumruimte in het Werkspoorkwartier, gesponsord door de eigenaar van de Werkspoorfabriek Overvecht Vastgoed. De museumruimte en het depot zijn nieuw ingericht, waarmee de kwaliteit van de presentatie sterk is verbeterd. We hebben geinvesteerd in onze vrijwilligers, waardoor deze veel meer verantwoording hebben gekregen bij de uitwerking van initiatieven. In alle Zuilense straten van voor 1954 zijn QR-tegels neergelegd, waarmee bezoekers en bewoners informatie kunnen ophalen over de historie van hun straat. De website is geheel vernieuwd. Audio en video zijn veel belangrijker geworden bij onze tentoonstellingen. Er zijn meer voorzieningen voor bezoekers met een beperking. In een periode van vier jaar -inclusief een COVID lockdown van een jaar- heeft het museum een enorme ontwikkeling doorgemaakt. We publiceren op onze website een jaarlijks verslag over onze activiteiten, inkomsten en uitgaven: lees hier het verslag over 2023 .
En toen kwam de nieuwe cultuurnota Kleur bekennen. Met een programma van eisen waar je als vrijwilligersorganisatie grijze haren van krijgt. En een externe commissie van 32 (…) personen die de aanvragers van subsidie op hun merites ging beoordelen. Niet op hun prestaties, maar op hun mooie voornemens voor de nieuwe periode 2025-2028. Ondanks de prestaties werden we deze keer door de commissie te licht bevonden. Ook een vervolgaanvraag voor een tweejarige bijdrage werd vorige week negatief geadviseerd, waarbij de adviescommissie niet eens de moeite nam om langs te komen.
De verantwoordelijken voor het cultuurbeleid, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad, verschuilen zich -tot op heden- achter de commissie. “Die heeft er verstand van en is onafhankelijk.” Als oud-wethouder van deze mooie gemeente vind ik dat een staaltje politieke lafheid. Het staat bovendien haaks op het mondeling en schriftelijk beleden beleid dat cultuur in de wijken super belangrijk is en dat er meer gedaan moet worden voor en met doelgroepen die nu nauwelijks bereikt worden. Dat is de kernactiviteit van ons museum! Iedereen die wil vaststellen of deze claim klopt moet gewoon af en toe eens binnenlopen bij een van onze activiteiten, in plaats van blind te varen op de opvatting van een stelletje cultuurbobo’s. Die zelfs te beroerd waren om langs te komen.
Vorm volgt functie. Of juist niet. Een stoel met een boodschap. Ze komen allemaal langs in een geweldige tentoonstelling Stoel neemt stelling van het Centraal Museum Utrecht.
de garderobe is door Joost van Bleiswijk heringericht met 100 verweesde stoelen, door Utrechters langs de straat gezet en ingezameld door Ralph van der Zant van het afvalscheidingsstation Utrecht.
Afgelopen zaterdag was ik bij de ledenvergadering van de vereniging Vrienden van de Veerponten in Dordrecht. Die werd gehouden op de Marot, een van de schepen behorend tot het Binnenvaart Museum , een fantastische collectie varend erfgoed afgemeerd in een insteekhaven van de voormalige scheepswerf en machinefabriek De Biesbosch. Dat was eind jaren 60 een van de grootste werven voor binnenvaartschepen in Europa, met op zijn hoogtepunt 800 werknemers.
De Marot, een voormalig binnenvaartschip van het type Fransemotor, ontworpen door de werf De Biesbosch en na de oorlog in het kader van de Marshallhulp door de Amerikanen en de Canadezen als bouwpakket naar Europa verscheept en in Frankrijk afgebouwd.
Vlakbij de Nederlandse grens ten oosten van Groningen ligt het voormalige concentratiekamp Börgermoor (Esterwegen). Het was een van de eerste concentratiekampen van de nazi’s, waar vooral politieke tegenstanders werden “opgeborgen”. Hun enige wapen was het propagandawapen. Dat leidde tot een van de bekendste verzetsliederen van de twintigste eeuw.
Museum het Schip in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt is een topbestemming, niet alleen voor architectuurliefhebbers, maar misschien nog wel meer voor iedereen die meer wil weten over de idealen uit de beginjaren van de woningcorporaties.
Toen Henk Bleeker het natuurbudget 50% kortte en ver-volgens de zwarte piet naar de provincies schoof werd er gemord. In New York doen ze dat anders. Gordon Davis, hoofd plantsoenen vd gemeente, nam na de zoveelste bezuiniging op het Central Park in 1981 het initiatief voor een memorabel benefietconcert.
In de strijd voor een socialere wereld kan een boek, film of lied meer invloed hebben dan een parlement vol volksvertegenwoordigers. Tom Joad was een boek, film en lied tegelijk.
Mooi portret gisteravond laat van Mike ‘Disfarmer’ Meijer, de in 1959 overleden portretfotograaf die pas tien jaar na zijn dood herkend werd als topper.
De portretten van Disfarmer doen me denken aan die van Walker Evans, die ook bekend werd met zijn portretten uit de tijd van de grote depressie. Maar Evans trok rond op het platteland, terwijl Disfarmer alleen de lokale bevolking van Heber County in zijn studio fotografeerde.