(interview door Paul van Bodegraven in De Tuinliefhebber, ledenmagazine AVVN, 2022/3)
Hoe kijkt de gemeente – bestuur en ambtenaren – naar tuinverenigingen? Zoveel gemeenten (383), zoveel opvattingen en beelden. Wat kun je als vereniging doen om dat beeld positief te beïnvloeden? Een gesprek met Paulus Jansen, oud-wethouder ruimtelijke ordening, sport en recreatie van de gemeente Utrecht. “Het belangrijkste is dat je zichtbaar bent én blijft.”

Terreinen van tuinverenigingen zijn vaak in beeld als potentiële bouwlocaties bij gemeente en projectontwikkelaars. Hoe komt dat?
“Daar is een veelvoud aan verklaringen voor. Op de eerste plaats is de grond relatief goedkoop, ligt zo’n terrein vaak dichtbij bestaande bebouwing en lijkt een tuinencomplex ‘gemakkelijk’ te verplaatsen. Maar er spelen ook andere factoren een rol: Als een tuinencomplex is uitgegroeid tot een verkapt vakantiepark, waar meer aandacht uitgaat naar de chalets dan de tuin, dan is er ook vaak een zekere weerzin bij de gemeente tegen dat oneigenlijk gebruik. Dan is een besluit dat op te doeken snel genomen. Datzelfde geldt trouwens ook voor campings. En misschien nog wel het belangrijkste: vaak heeft een gemeente heel weinig kennis van de meerwaarde van een tuincomplex. En zonder kennis van zaken is het besluit een terrein een andere bestemming te geven makkelijk genomen.”
Wat kun je als vereniging daar tegen doen?
“Zorg dat je dat gebrek aan kennis zo snel mogelijk aanvult! Bij bestuurders, bij de gemeenteraad en ook bij de ambtenaren. Het gemeentelijke apparaat mag groot lijken, maar vergis je niet. In een gemiddelde gemeente in Nederland is er misschien 0,5 fte beschikbaar voor een ambtenaar die zich bezighoudt met openlucht recreatie, naast al zijn of haar andere taken. Diegene is wel de voorbereider van het beleid. Onbekend maakt onbemind. De lobby van sportclubs en andere maatschappelijke organisaties die ook aandacht willen is best groot. En ook projectontwikkelaars zijn met grote regelmaat te vinden in het gemeentehuis. Zorg dat je als tuinvereniging daar ook zichtbaar bent, anders blijf je wisselgeld in het debat over de bestemming van schaarse ruimte.”
Met welke zaken kan een tuinvereniging zich profileren bij de gemeente?
“Mijns inziens zijn er twee pijlers die bijdragen aan het voortbestaan van tuinverenigingen. Op de eerste plaats is dat draagvlak in de buurt en wijk. Zorg dat je een begrip bent in de buurt, waar mensen graag komen. Stel je park open voor buurtbewoners, organiseer activiteiten voor wijkbewoners. Als er zich dan ontwikkelingen voordoen die het voortbestaan op deze locatie bedreigen, kun je snel mensen mobiliseren voor protest. En daar zijn lokale politici, zowel gemeenteraadsleden als wethouders, best vatbaar voor; ze willen immers ook weer herkozen worden. De tweede sterke pijler is de bijdrage aan duurzaamheid en biodiversiteit. Heel simpel gesteld: een vierkante meter volkstuin draagt veel meer bij aan biodiversiteit dan dezelfde meter in een stadspark. Maar dat moet je wel uitdragen en vertellen; veel mensen denken: groen is toch groen? Dus ga op bezoek en vertel je verhaal.”
Veel tuinverenigingen ontplooien maatschappelijke activiteiten. Is dat nog een ‘verkoopargument’?
‘Zeker! In een tijd waarin voorzieningen onder druk staan en er veel maatschappelijke vraagstukken zijn die te maken hebben met eenzaamheid, uitsluiting en participatie is er behoefte aan verbinding. Door je als vereniging in te zetten voor de buurt, bijvoorbeeld door te tuinieren met ouderen – ook als ze zelf geen tuin meer kunnen onderhouden – of door nieuwkomers stage te laten lopen, kun je ook je maatschappelijke meerwaarde laten zien. Organiseer workshops voor basisschoolkinderen, werk samen met mensen met een beperking. Sociaal tuinieren is een hele goede manier om bij te dragen aan de doelstellingen van de gemeente.”
Is er een toekomst voor de ‘traditionele’ tuinvereniging?
“Lekker in je tuintje schoffelen is prima, maar blijf jezelf ook vernieuwen. Leg ook wat meer het accent op de collectieve activiteiten van je vereniging. In veel steden zijn er nieuwe initiatieven voor collectieve tuinen, werk daarmee samen. Biodiversiteit, sociale samenhang en een actieve rol in de buurt zijn de basis onder je voortbestaan. Dat betekent dat je van een naar binnen gekeerde organisatie naar buiten moet: zet de hekken open, haal mensen binnen en vertel je verhaal. Als je een clubhuis hebt, bekijk eens wat je met de onbenutte uren kan doen in samenwerking met andere initiatieven in de buurt. Bijkomend voordeel is dat de beheerkosten en -taken verdeeld kunnen worden met over gebruikers. Daar profiteren ook de eigen leden van..
Trek in je lobby bij de gemeente ook samen op met bondgenoten: natuur- en milieuorganisaties, sportverenigingen. En bovenal: vraag je af wat je rol is anno 2022 en hoe je die wilt verwezenlijken. Als je dat kan verwoorden in een breed gedragen boodschap, kun je die gaan vertellen aan iedereen die het horen moet. Het vraagt om voortdurende dialoog met je omgeving. Dat is best intensief, maar ook heel leuk. En als het je als bestuurder van een vereniging teveel is, kijk dan of je samen met andere tuinverenigingen kunt optrekken. En in de grote steden is een koepelorganisatie met beroepskracht geen overbodige luxe.”
U was wethouder in een grote stad. Is het risico dat op afzienbare termijn een appartementencomplex gepland wordt op het terrein van de tuinvereniging daar het grootst?
“Mijn antwoord is tweeledig: ja, want de druk op de ruimte is daar door de woningnood het grootst. Maar ook nee, want grote steden hebben een groter gemeentelijk apparaat, met meer mensen die tijd en kennis van zaken hebben. En vaak is er dan ook wel een langetermijnvisie op openbaar groen en de rol van tuinverenigingen daarin. Risico’s liggen er juist ook bij kleinere groeigemeenten rond de grote steden, die in korte tijd een enorme bijdrage moeten leveren aan de woningvoorraad. Daar worden grote planologische beslissingen voorbereid en genomen, zonder de kaders van zo’n langetermijnvisie; voorbereid door overbelaste mensen met een te breed takenpakket die misschien te snel aan het belang van openbaar groen en de rol van tuinverenigingen voorbij gaan. Ook daar zal je je verhaal moeten vertellen én blijven herhalen. Uiteindelijk wil je gesprekspartner zijn in plaats van dat er over je besloten wordt.”