Steeds vaker klinken pleidooien voor 30km/uur als nieuwe maximumsnelheid in de steden, meestal met uitzondering van het stedelijke en regionale hoofdwegennet. De gedachte is dat op de haarvaten van het wegennet de fietser meer ruimte moet krijgen en zich daarbij ook veilig moet voelen. Bij het komende Nationaal Fietscongres op 17 juni ga ik in een workshop van het Landelijk Fietsplatform bepleiten om ook buiten de steden op alle binnenwegen die onderdeel zijn van het landelijke fietsknooppuntennetwerk 30km/uur MAX in te voeren.

Bij het verlagen van de maximumsnelheid hoort ook een andere inrichting: tijdens het Fietscongres 2019 gaven Rico Andriesse en Hans Godefrooij een presentatie van de mogelijkheden om (o/m) door middel van herprofilering, harde en zachte knippen en het vervangen van verharding door groen de natuurlijke snelheid op een route te verlagen. In de steden is inmiddels veel ervaring opgedaan met de effectiviteit van dergelijke maatregelen.
Merkwaardig genoeg wordt er buiten de stad nog nauwelijks gebruik gemaakt van de opgedane kennis. Terwijl daar de druk van gemotoriseerd verkeer op de kleine binnenwegen zienderogen toeneemt. Ook op kleine wegen met meerijdend autoverkeer die onderdeel zijn van het fietsknooppuntennetwerk mag met uitzondering van wat dorpskernen vrijwel overal harder dan 30km/uur en op sommige plekken zelfs harder dan 60km/uur gereden worden.

Dat is zeker voor ouderen en huishoudens met kinderen ronduit gevaarlijk, maar voor álle fietsers een stevige aanslag op hun goede humeur. Tijdens een workshop op 17 juni zal ik met voorbeelden laten zien dat de strategieën die in de stad prima werken ook buiten de stad prima bruikbaar zijn. Het enige dat nodig is, is wat bestuurlijk lef en samenwerking tussen gemeenten en provincies. Hoe moeilijk kan het zijn?
