(column Supporter, blad studievereniging SUPport TU Eindhoven, special wonen in de 21e eeuw, 9 mei 2013)
Ik ben geen futuroloog. Ik ben ook geen specialist in het voorspellen van trendbreuken. Het kenmerk van trendbreuken is dat ze pas benoemd worden als ze er al zijn. Toen internet werd uitgevonden als handig communicatiemiddel tussen wetenschappers bevroedde nog niemand dat het in combinatie met krachtige draadloze communicatiemiddelen een sleutelinstrument zou worden voor betalingsverkeer, mediadistributie, beveiliging, besturing en wat al niet meer.
Laat ik me maar beperken tot de trends die ik nu al -in aanzet- zie. Allereerst bij de vraag naar woonruimte.
Ik denk dat er een eind gaat komen aan de stijging van het aantal woon-vierkante meters per hoofd van de bevolking. De gemiddelde Nederlander heeft nu ruim 40m2 tot zijn beschikking, tegen 20m2 in 1960. Belangrijkste groeifactoren waren de toenemende welvaart, de fiscale steun van het eigenwoningbezit en de huursubsidie. De subsidies op het wonen gaan vrijwel zeker omlaag en de kans dat het BBP minder groeit dan de afgelopen vijftig jaar lijkt me ook substantieel. Dat drukt de vraag naar woonruimte.
Een andere trend is de groei van de vraag in het stedelijk gebied en het afvlakken van de belangstelling voor suburbaan wonen. De verklaring hiervoor is het afnemend aandeel gezinnen met kinderen en de groei van het aantal alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. Ook deze trend zal het aantal m2 per bewoner drukken, want bouwen in stedelijk gebied -veelal appartementen- is duurder dan daarbuiten.
Er lijkt mij nog een trend door te zetten: huren wordt weer populairder. Dat hangt samen met het afbouwen van de financiële voordelen voor de eigen woningbezitter door de overheid, met het groter aandeel kleine huishoudens en wellicht ook met het cultureel fenomeen dat jongeren bezit minder interessant vinden (‘ballast’) dan gebruik. Wellicht dat ook (nog) meer mensen dan nu het geval is een klein pied-a-terre tbv werk gaan huren naast de woning die ze aanhouden in hun oorspronkelijke woonplaats.
Dan de aanbodzijde. Lager energieverbruik zet ongetwijfeld door. Lage temperatuur verwarming is optimaal te combineren met restwarmte, geothermie of zonnewarmte, dat zal wel de standaard worden. De huidige 70 gradeneis voor warmtapwater, gebaseerd op het voorkomen van legionellabesmetting, gaat denk ik vervallen. Daar zijn ook andere technieken voor te gebruiken, die een sloot minder energie gebruiken.
De trend naar meer en slimmere installaties zet denk ik door. Woningen worden standaard voorzien van automatisch geregelde zonwering en ventilatie obv CO2- en vochtgehalte en temperatuur.
Betere geluidisolatie wordt belangrijker. Door de groeiende vraag naar stedelijk wonen stijgt de kans op overlast door verschillen in woonstijlen en de nabijheid van drukke wegen en spoorlijnen.
En dan tenslotte het beheer. Ik voorspel een gouden toekomst voor ‘all inclusive’ aanbieders van servicediensten die de eigen woningbezitter ontlasten van de zorg voor onderhoud en bij de tijd blijven van zijn woning. Dergelijke organisaties zouden kunnen ontstaan vanuit installatiebedrijven die al veel ervaring hebben met periodiek installatieonderhoud bij particulieren, maar ook vanuit makelaars (consumentenkennis), woningcorporaties (beheerkennis) of coöperaties van eigen woningbezitters zelf. Wie het weet mag het zeggen.
Wonen in de 21e eeuw zal grotendeels evolueren op basis van ontwikkelingen die al gaande zijn. De toekomst is al begonnen.
Paulus Jansen
woordvoerder wonen SP Tweede-Kamerfractie, afstudeerder Tue/uitvoeringstechniek (1980).