Vandaag debatteerde de Kamer met minister Van der Hoeven over een aanpassing van de elektriciteitswet om de leveringszekerheid bij grensoverschrijdende transport te verbeteren. Daar is de SP vóór. Maar er zit een addertje onder het gras…
Door de liberalisering van de energiemarkt heeft de overheid nauwelijks meer grip op de investeringen in elektriciteitsproductie. Je ziet nu al dat de elektriciteitsproducenten bezig zijn met een grote herschikking van productiecapaciteit, waarbij er een enorme concentratie op de Maasvlakte/Rijnmond, de Eemsmond en het Sloegebied plaatsvindt. De gevolgkosten van deze investeringsbeslissing in de vorm van veel dure extra hoogspanningsleidingen komen niet op hun bordje terecht, maar bij de afnemers. Per saldo zou er wel eens sprake kunnen zijn van hogere maatschappelijke kosten.
Ook betekent de concentratie dat het veel lastiger wordt om de restwarmte van de centrales nuttig te gebruiken, bv. voor het verwarmen van woningen. Afzet van restwarmte is alleen mogelijk als de afnemers dicht in de buurt zitten. Bij 5000 Megawatt productie op één locatie zijn er te weinig afnemers in de directe omgeving. Van der Hoeven lijkt daar niet erg mee te zitten, in tegenstelling tot haar collega Cramer van milieu. Die ziet wel wat in het creëren van de wettelijke mogelijkheid om eisen te stellen aan het benutten van restwarmte door elektriciteitscentrales.
30934
Wijz.Elektriciteitswet 1998
Plenaire behandeling, eerste termijn SP
Een goed elektriciteitsnetwerk is een voorwaarde voor een vitale economie. Er is geen enkele reden waarom dat netwerk bij de grens zou moeten ophouden, evenmin als wegen en spoorlijnen stoppen aan de landsgrenzen. Daarin kan de SP-fractie de visie van de regering volgen. Ook lijkt het ons aannemelijk dat we in de toekomst méér interconnecties nodig hebben, bijvoorbeeld om geografische pieken in de productie van duurzame energie op te vangen. Een goede afstemming tussen de nationale netwerkbeheerders is harder nodig naarmate het aantal grensoverschrijdende verbindingen toeneemt. Het voorliggende wetsvoorstel mag dan ook op onze steun rekenen.
Maar, voorzitter.
De argumentatie die de regering in de memorie van toelichting en ook in de nota naar aanleiding van het verslag gebruikt stemt ons een stuk sceptischer. Het wetsvoorstel lijkt de opmaat om het tempo bij de aanleg van interconnecties zwaar op te voeren en dát is ons veel te kort door de bocht.
Je kan iedere euro maar één keer uitgeven. Ook bij de elektriciteits¬voorziening concurreren allerlei opties om de schaarse investeringsruimte. Het is helemaal niet gezegd dat op dit moment grootscheepse investeringen in bv. interconnecties met Duitsland een hoger maatschappelijk rendement hebben dan een ringleiding naar en door de Noordzee om de toekomstige windmolenparken aan ons bestaande net te koppelen.
Dat doet me denken aan de partijen die tien jaar geleden zo nodig de Betuwelijn en de HSL Zuid door wilden drukken. Met diè middelen had het hèle binnenlandse spoorwegnet, met een accent op de stedelijke regio’s, een totale opwaardering kunnen krijgen.
Dan hadden we nu een stuk meer reizigers- en goederenkilometers voor ons belastinggeld gehad.
De SP-fractie is van mening dat zelfvoorziening bij de productie van elektriciteit het uitgangspunt moet blijven en dat afwijkingen van dat uitgangspunt slechts wenselijk zijn als er sprake is van aantoonbare meerwaarde -ook op langere termijn- voor het milieu, de leveringszekerheid of de Nederlandse economie.
Blijkens de reactie van de regering op de schriftelijke inbreng van de Kamer vindt de regering dat méér grensoverschrijdende hoogspanningsverbindingen goed zijn voor de leveringszekerheid en het verlagen van de prijzen. Dat is als je kijkt naar de integrale kosten, te weten productiekosten, netwerkkosten en externe kosten voor milieu en gezondheid, nog maar de vraag. Het is in ieder geval bij een integrale kosten¬benadering een onbewezen stelling. Kan de minister toezeggen dat die onderbouwing er wel komt?
Daarmee kom ik op de schaduwzijden van een ondoordachte opschaling.
Het probleem van de omloopstroom is nog niet opgelost. In Noord-Duitsland staat veel vermogen aan windcapaciteit. Als het hard waait komt er opeens een enorme bult aan stroom die via het Nederlandse, het Belgische en Franse net vervolgens weer richting Zuid Duitsland verdwijnt. Die bult zorgt nu al voor de nodige regeltechnische problemen in Nederland, die alleen maar erger worden als we er nog verbindingen bijmaken. Bovendien hoeft er naar wij begrepen hebben voor de doorvoer van deze omloopstroom niet betaald te worden. Dat lijkt geen stimulans om aan de Duitse zijde van de grens het windprobleem op te lossen met extra Noord-Zuid verbindingen.
Er is nog een tweede keerzijde. Het verhaal dat hoogspanningsverbindingen alleen worden aangelegd als ze maatschappelijk rendabel zijn, getoetst door de NMa, gaat niet altijd op. De BritNed kabel valt niet onder dit regime. Deze wordt door Tennet buiten het gereguleerde segment geëxploiteerd. Die constructie rammelt. Ik wil best geloven dat de kabel voor partijen die capaciteit gecontracteerd hebben profijtelijk is, maar in dit soort hybride systemen bestaat het risico van het afschuiven van risico’s of gevolgkosten die samenhangen met de aanleg van de BritNed op het gereguleerde deel van het netwerk. Voor de kosten hiervan, draait vervolgens iedereen op.
Tenslotte is er nog het risico van verplaatsing van productiecapaciteit ten gevolge van de toegenomen netwerkcapaciteit. Enerzijds zou de ontwikkeling van afgelopen tien jaar kunnen doorzetten: steeds meer import van atoom- en bruinkoolstroom. Anderzijds zou het ook best kunnen dat Duitse producenten op grote schaal stroom voor de Duitse markt gaan produceren op de Maasvlakte, bij Vlissingen of de Eemshaven.
Vanuit het marktdenken is het wel logisch dat zij in Nederland gaan bouwen.
Er is voldoende koelwater, de aanvoer van kolen is goedkoper en zij betalen geen E transportkosten. Waar we de restwarmte laten blijft buiten de discussie.
Beide varianten zijn slecht voor het milieu, de tweede variant is ook nog eens slecht voor de gezondheid van de mensen die in het Rijnmondgebied wonen en al genoeg SO2, NOx en fijnstof voor hun kiezen krijgen. In zijn algemeenheid kan je zeggen dat concentratie van productiecapaciteit op basis van fossiele energiebronnen de mogelijkheden voor het nuttig gebruik van restwarmte sterk beperkt. Het nieuwe kabinet heeft juist ambitieuze doelstellingen op dit terrein. Maar producenten hebben geen boodschap aan maatschappelijke gevolgen die niet voor hun eigen rekening komen. Erkent de minister van Economische Zaken dat hier een schaduwzijde van de liberalisering en segmentering van de energiemarkt zichtbaar wordt en zo ja: wat gaat ze daaraan doen?!
Hoe kan de samenhang tussen de samenstelling, schaalgrootte en spreiding van het productiepark en de inrichting van het netwerk versterkt worden? Of gaan we lijdzaam toezien hoe de grote energieproducenten de baseload krenten uit de Europese pap vissen en de publieke netbeheerders en het milieu met de zwarte pieten van balanshandhaving en emissies blijven zitten?
De SP-fractie verbaast zich dan ook over de weinig kritische houding van de Nederlandse regering in dit dossier. Zeker, in principe kan een evenwichtig grensoverschrijdend netwerk bijdragen aan grotere leveringszekerheid en lagere prijzen. Maar dat veronderstelt wel een redelijke mate van regie bij het samenspel van productie-, handels- en netwerkbedrijven. Die regie is in de huidige wildwest situatie ver te zoeken. De Europese richtlijn en in het kielzog daarvan het wetsvoorstel proberen aan het eind van de pijplijn de regie op het netbeheer te versterken. Maar is dat niet dweilen met de kraan open?
Nu zegt de regering in haar reactie op onze schriftelijke inbreng: dit wetsvoorstel verandert op zich helemaal niets aan de interconnectiecapaciteit. Dat is waar, maar betekent dit dat de Kamer de volledige vrijheid houdt om toekomstige verruiming apart te toetsen? Of moeten we die toets in de praktijk overlaten aan de NMa, die slechts de directe financiële rentabiliteit marginaal toetst.
De SP-fractie zou graag absolute zekerheid krijgen over de democratische controle op toekomstige investeringsbeslissingen voor interconnecties.
Ik sluit af met enkele opmerkingen over de ingediende amendementen.
Het amendement op nr.7 regelt dat het n-1 principe voor de netveiligheid in de wet wordt verankerd in plaats van in de netcode.
Dat is een verbetering, maar de SP-fractie vraagt zich af of we voor de ruggegraat van het netwerk -het 380 kV net- niet nog een stapje verder moeten gaan door n-2 als uitgangspunt te nemen. N-1 betekent in de praktijk dat een draadbreuk kan worden opgevangen door een van de resterende draden aan dezelfde mast. Maar als de hele mast omvalt heb je alsnog een probleem. Bij N-2 kan je ieder punt in het netwerk langs twee kanten bereiken. Het project randstad 380 zorgt voor het sluiten van twee ringen, maar dan blijven er nog de nodige losse einden in het 380kV net over, zoals de lijn naar Borssele. Moeten we ook voor die soort losse einden de ring niet sluiten?
Dan stelt de heer Hessels in zijn amendement op nr.8 voor om het begrip productiereservecapaciteit te vervangen door reservecapaciteit.
Ik begrijp dat naar zijn mening bij verruiming van de interconnectiecapaciteit de noodzaak van fysieke productiereserve kleiner wordt, omdat we kunnen leunen op de schouders van onze buurlanden.
De SP-fractie twijfelt of dat verstandig is, zeker als onze buurlanden dezelfde conclusie trekken. Dan leun je straks tegen de schouder van iemand die net een biertje is gaan halen en ga je keihard onderuit.
Samenvattend: wij zijn positief over dit wetsvoorstel, maar maken ons grote zorgen over de verdampende regie voor een optimaal samenspel van productie, distributie en afnemers.
