Vogelaar ziet geen probleem bij onderhoud koopwoningen

Vorig jaar sloeg Vestia, de grootste woningcorporatie in Nederland alarm over het achterstallig onderhoud bij woningen die zij in het verleden verkocht had. Veel kopers -vaak ex-huurders- bleken onvoldoende geld te hebben voor het onderhoud, waardoor er na verloop van tijd rotte kiezen ontstaan. Ik stelde er samen met Remi Poppe vragen over aan minister Vogelaar. Zij ziet echter geen probleem.

Vogelaar
Ella Vogelaar (foto: Trouw)

Volgens de minister moeten gemeenten zelf maar uitmaken of ze beperkingen willen opleggen aan de verkoop van corporatiewoningen. Een merkwaardig standpunt. De minister is immers wel toezichthouder op de volkshuisvesting, die kan ingrijpen als gemeenten hun taak verzaken. Zo dwong haar liberale voorganger Dekker de randgemeenten van grote steden in 2005 (overigens na zware aandrang van de Tweede Kamer) om harde beloften te doen of het aandeel sociale huur in hun nieuwbouwproductie. De verkoop van schaarse huurwoningen in wijken waar het aandeel huur al laag is, is het spiegelbeeld van de nieuwbouwproblematiek.

Vragen van de kamerleden Jansen en Poppe (beiden SP) over achterstallig onderhoud bij eigen woningen

Vraag 1: Hebt u kennis genomen van het artikel ‘Waardedaling huizen door slecht onderhoud’ (Cobouw, 6 juni 2007)
Ja.

Vraag 2: Onderschrijft u de door Vestia getrokken conclusie, dat door verkoop van huurwoningen aan huurders in sommige gevallen ‘zowel huiseigenaren, hun woning, als de buurt daardoor in een vicieuze cirkel terechtkomen’?
In het desbetreffende krantenartikel signaleert Vestia dat ‘een half miljoen particuliere huiseigenaren financieel in de klem dreigen te komen, omdat hun woning in waarde daalt door achterstallig onderhoud’. Vestia geeft daarbij evenwel niet expliciet aan dat deze situatie is ontstaan als gevolg van de verkoop van huurwoningen, hetgeen op grond het aantal verkochte huurwoningen ook niet zou kunnen.
Ik beschik niet over cijfers die zouden kunnen staven dat particuliere huiseigenaren financieel in de klem dreigen te komen, maar het is wel denkbaar dat eigenaren in incidentele gevallen door waardedaling als gevolg van achterstallig onderhoud uiteindelijk bij verkoop met een restschuld blijven zitten.
De door Vestia genoemde aantallen herken ik evenwel niet. In zijn algemeenheid blijkt uit de Kwalitatieve Woning Registratie (KWR) dat de kwaliteit van de voorraad sinds 1990 sterk is verbeterd. De herstelkosten zijn vooral sterk afgenomen in het vooroorlogse deel van de voorraad. Ook in een binnenkort af te ronden onderzoek naar het functioneren van Verenigingen van Eigenaren, is aandacht besteed aan de ontwikkeling van de onderhoudstoestand. Geconcludeerd wordt dat de problematiek van achterstallig onderhoud met name een probleem is in de vier grote steden en -in minder voorkomende gevallen- in middelgrote gemeenten. Dit onderzoek zal ik u na de zomer -met mijn brief over de aanpak van de particuliere woningvoorraad- aanbieden.
Daarnaast kunnen -indien zich in gemeenten knelpunten bij de particuliere voorraad voordoen- gemeenten bij de uitwerking van de wijkactieplannen met betrokken partijen afspraken maken over de te volgen aanpak.

Vraag 3: Is de afgelopen jaren onafhankelijk onderzoek gedaan in Nederland naar de gevolgen van de verkoop van huurwoningen aan huishoudens met benedenmodale inkomens voor de onderhoudstoestand van de verkochte huurwoningen, de leefbaarheid van de wijk en de woonlasten van de betreffende eigenaarbewoners? Zo ja, welk onderzoek en wat waren de conclusies? Zo neen, bent u bereid dit thema op te nemen in uw onderzoeksprogramma?
Er is geen speciaal onderzoek gedaan naar de onderhoudstoestand van woningen in relatie tot het inkomen en de vraag of het al dan niet een verkochte huurwoning betreft.
Ik zal naar deze vragen een verkenning (laten) uitvoeren en uw Kamer daarover nader informeren.

Vraag 4:Deelt u de conclusie van Vestia dat een woningcorporatie bij een tekort aan goedkope huurwoningen in een wijk terughoudend moet zijn met de verkoop daarvan? Zo ja, wat gaat u eraan doen om te verzekeren dat in dergelijke situaties er daadwerkelijk een terughoudend verkoopbeleid gevoerd wordt?
Binnen het kader van een gemeentelijke woonvisie worden prestatieafspraken gemaakt met woningcorporaties over onder meer aantallen te bouwen woningen en te verkopen sociale huurwoningen. Ik ben van mening dat gemeenten en woningcorporaties de meest geëigende partijen zijn om deze aantallen en het type woningen vast te stellen, omdat zij zicht hebben op de lokale situatie. Ik ben niet voornemens hiervoor vanuit het Rijk regels voor te schrijven.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: