Volkshuisvesting als exportproduct

SekrepatuOnder deze titel organiseerde Dutch International Guarantees for Housing (DIGH) op 11 juni een discussiebijeenkomst ter gelegenheid van haar vijfjarig bestaan. Bij die gelegenheid ging ik in discussie over de vraag in welke mate Nederlandse woningcorporaties hun maatschappelijk kapitaal over de grens mogen inzetten.

DIGH financierde in de eerste vijf jaar van zijn bestaan bijna 35 projecten, grotendeels in drie clusters: Suriname, Zuid-Afrika en Oost-Europa. De projecten worden niet gesubsidieerd, maar gesteund in de vorm van een gegarandeerde lening, waardoor de hoogte van de rente lager kan zijn dan gebruikelijk. Nederlandse corporaties mogen maximaal 0,03% van hun balanstotaal inzetten als garantie voor de rente en aflossing van zo’n lening. Het gaat dus om een zeer bescheiden inzet van maatschappelijk kapitaal voor dit doel, aangevuld met de beschikbaarstelling van kennis over het opzetten van een voorziening voor sociale huisvesting, energiebesparing, bewonersparticipatie en dergelijke.

Ik ben voorstander van deze inzet van garanties, maar heb tijdens het debat wel twee voorwaarden geformuleerd.

Allereerst vind ik dat alle woningcorporaties die hun eigen kerntaken aardig in orde hebben in DIGH-projecten moeten deelnemen. Het zou bijvoorbeeld niet erg geloofwaardig zijn als de Utrechtse corporatie Mitros, die net een gele kaart van de Woonbond ontving voor de belabberde isolatie van zijn huurwoningen, zich garant gaat stellen voor een energiebesparingsproject in de Oekraine. Dat zou voor de huurders van Mitros niet goed uit te leggen zijn.

Mijn tweede voorwaarde hangt daarmee samen: er moet draagvlak zijn onder de huurders van de corporatie voor de garantstelling. Ik heb er overigens alle vertrouwen in dat dat draagvlak er komt als een corporatie zijn kerntaken goed invult. De draagvlakeis is een goede bescherming tegen hobbyisme van corporatiebestuurders die eens iets “over de grens” willen doen.

Met deze twee condities lijken er mij nog volop mogelijkheden voor DIGH om nieuwe projecten binnen te halen. Dat moet wat mij betreft gebeuren in de vorm van natuurlijke, geleidelijke groei van de omvang van de portefeuille, zodat de kwaliteit van de projecten -en daarmee het draagvlak- verzekerd blijft.

Hopelijk halen de corporaties die meedoen met DIGH projecten daaruit nog wat extra inspiratie om ook hun volkshuisvestingstaak in Nederland met bezieling aan te pakken!

Plaats een reactie