Vanmiddag heeft de commissie VROM overleg gevoerd met minister Cramer (VROM) over haar plannen met betrekking tot de afvalwaterketen: rioolbeheer en waterzuivering. Daarnaast is het gebruik van koper-zilverionisatie als middel om legionella te bestrijden aan de orde geweest.
Belangrijkste resultaat van het overleg is dat alle gemeenten en waterschappen gaan meedoen met een benchmark om de kwaliteit en de kosten van het rioolbeheer en de waterzuivering te kunnen vergelijken. Dat is hard nodig, omdat inefficient rioolbeheer de Nederlandse burger nu nog 400-500 miljoen euro per jaar te veel kost.
Onderstaand mijn inbreng bij het debat
De kosten van rioolbeheer en afvalwaterzuivering stijgen al jarenlang sneller dan de gemiddelde tariefstijging. De verontreinigingsheffing is de achterliggende 10 jaar gemiddeld met 4 % gestegen.
Rioolbeheer wordt zelfs pijlsnel duurder, de afgelopen jaar met 12%.
Gemeenten motiveren dit met het argument dat ze bezig zijn met een inhaalslag bij de vervanging van oude riolen en dat vaak combineren met een kwaliteitsslag, bv. de aanleg van een gescheiden rioolsysteem.
Maar volgens gegevens van het CBS zullen de gemeenten in 2007 voor het eerst ‘winst’ maken op het rioolbeheer: de begrote inkomsten zijn dit jaar 4 % hoger dan de uitgaven.
Vindt de minister dat acceptabel en zo nee: wat gaat ze daar aan doen?
Volgens de SP-fractie kan de tariefstijging slechts gedeeltelijk verklaard worden uit deze externe factoren: de bedrijfsvoering van gemeenten en waterschappen is naar de mening van de SP onvoldoende gericht op efficiencyverhoging.
Ik geef drie voorbeelden uit de Benchmark Rioleringszorg 2005:
De jaarlijkse kapitaallasten per aansluiting van de deelnemende gemeenten varieert tussen 4 en 146 euro. [p.9]
De beheerlasten per aansluiting variëren bij de deelnemende gemeenten van 16 tot 150 euro per jaar.
En dan de klap op de vuurpijl: ‘Dat 36% van de verschillen in het rioolrecht tussen de deelnemers aan de benchmark rioleringszorg verklaard kunnen worden, betekent tegelijkertijd dat 64% niet verklaard kan worden door de omgevingsfactoren.’
Is de minister met mij eens dat dit behoorlijk dramatisch is?
En zo ja, is de minister het dan ook met mij eens dat er alle reden is om de benchmark verplicht te stellen en de doelstelling voor de te behalen doelmatigheidswinst aan te scherpen?
Zo nodig zal de SP-fractie op dit punt met een motie komen.
Al jaren is bekend dat door integratie binnen de waterketen grote kostenvoordelen te behalen zijn. Vooral bij rioolbeheer en afvalwaterzuivering zijn flinke synergievoordelen te behalen. Maar in het buitenland komt ook de integratie met de drinkwatervoorziening met grote regelmaat voor.
Ik verwijs naar het onderzoek van KIWA/Rioned-rapport (1998), dat een besparing voorziet van 400 miljoen Euro. Onderzoek van de Universiteit Tilburg (2006) concludeerde dat door integratie binnen de waterketen bij de afvalwaterzuivering 30 % efficiencywinst mogelijk is en bij het gemeentelijk rioolbeheer zeker 15 %. Voor de gehele afvalwaterketen gaat het om een besparing van zeker 450 miljoen Euro op jaarbasis.
De SP-fractie vindt dat er meer druk gezet moet worden op een niet-vrijblijvende samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten en waterschappen.
Een goed voorbeeld daarvan is de overheids-NV Aquario in Friesland, waar ik in februari op bezoek was.
Het voornemen van de minister om het ijkmoment waarop de resultaten van de samenwerking getoetst worden ver naar achteren schuiven, is een volstrekt verkeerd signaal.
Ook op dat punt overwegen wij een motie.
In de komende jaren zijn forse extra uitgaven nodig in de afvalwaterketen naar aanleiding van de Kaderrichtlijn water en de grote regenpieken door de klimaatverandering.
Bij een scherp kostenbewustzijn kunnen deze grotendeels gefinancierd worden uit efficiencywinst.
Anders gaat de rekening richting de consument en wordt de rekening nóg eens onnodig verhoogd.
Daarmee kom ik op de koper-zilverionisatie die het kabinet nog een tijdje wil toestaan als overgangsmaatregel bij de bestrijding van legionella in drinkwater.
De SP-fractie is niet tevreden met de brief van de minister. Wij erkennen dat er situaties kunnen bestaan waarin een tijdelijk gedogen van koper-zilverionisatie als ‘kleinste kwaad’ kan worden aangemerkt. Maar deze techniek heeft ook het grote nadeel dat er stoffen in het water terecht komen die daar eigenlijk niet in thuis horen. De minister doet daar naar onze mening te gemakkelijk over, met als risico dat partijen om financiële redenen gaan kiezen voor dit goedkope alternatief in plaats van hun drinkwaterinstallatie ècht in orde te maken.
Wij verbinden daarom drie voorwaarden aan onze instemming met een tijdelijk gedogen van koper-zilver-inonisatie:
1- er moet door de VROM Inspectie gestuurd worden op beperking van het aantal te plaatsen Cu-Ag -apparaten (en straks mogelijk anodische oxidatie);
2- dit moet ook duidelijk gecommuniceerd worden met de beheerders van drinkwaterinstallaties, met inbegrip van de waarschuwing dat het geen duurzame oplossing betreft, dus dat goedkoop duurkoop is;
3- de VROM Inspectie zal aantoonbaar actief moeten handhaven, met inbegrip van het afkeuren en verwijderen van installaties indien alternatieven mogelijk zijn en of deze niet voldoen aan de criteria.
