Op initiatief van Wijnand Duyvendak (GL) zijn vandaag breed gesteunde vervolgvragen gesteld over de frustratie door Rijkswaterstaat van een prima initiatief voor een waterkracht-centrale bij Borgharen (Limburg). Ze willen niet akkoord gaan met een vishevel als hulpmiddel voor vis om stroomopwaards te zwemmen.
Vragen van de leden Duyvendak (GroenLinks), Neppèrus (VVD), Jansen (SP), Samsom (PvdA), Van der Staaij (SGP) en Koppejan (CDA) aan de staatssecretaris van VW en de minister van LNV over een waterkrachtcentrale bij Borgharen
1. Waarom schrijft u in antwoord op vraag 2 dat de vergunningen voor de waterkrachtcentrale door Rijkswaterstaat ‘nog niet zijn verleend’, terwijl er feitelijk sprake is van het afwijzen van de aangevraagde vergunningen?
2. Bent u ervan op de hoogte dat – in tegenstelling tot wat u schrijft – geen gesprekken gaande zijn tussen Rijkswaterstaat en Arbra, laat staan dat er sprake is van het komen tot ‘een voor ieder bevredigende oplossing’?
3. Hoe valt het te rijmen dat enerzijds aan alle voorwaarden voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is voldaan1, terwijl anderzijds Rijkswaterstaat een vergunning in het kader van de Wet op de waterhuishouding weigert met een verwijzing naar de vissterfte in de turbines2? In hoeverre wijkt de eis van Rijkswaterstaat met betrekking tot de vissterfte af van de eis van geen ‘significant negatieve effecten’, waaraan de waterkrachtcentrale blijkens de Habitattoets voldoet?
4. Wat is uw oordeel over het feit dat Rijkswaterstaat een dubbelrol vervult, namelijk zowel vergunningverlener is inzake de waterkrachtcentrale als zichzelf vergunning verleent voor een systeem dat de waterkrachtcentrale de facto onmogelijk maakt?
5. Deelt u de visie dat er ten aanzien van de initiatiefnemer van de waterkrachtcentrale sprake is van onbehoorlijk bestuur, aangezien deze in oktober 2003 – na uitgebreide consultatie van alle betrokken overheden waaronder RWS, waarbij geen blokkades zijn genoemd – is gestart met de plannen, in november 2004 de Wbr-vergunning en in maart 2006 de Wwh-vergunning heeft aangevraagd en RWS pas in de zomer van 2006 heeft aangegeven de vergunningen te gaan weigeren vanwege de door RWS voorziene aanleg van een bekkenvistrap en RWS gaande het project steeds meer eisen3 is gaan stellen? Zo nee, waarom niet?
6. Waarom zegt u dat het voorgestelde visgeleidingssysteem ‘onvoldoende op zijn deugdelijkheid is beproefd’, terwijl het al sinds 2005 in een vergelijkbare situatie goed functioneert bij het gemaal Meerweg te Haren?
7. Bent u bereid uw oordeel over de hevelvistrap te herzien, aangezien de hevelvistrap – in tegenstelling tot uw antwoord op vraag 5 – niet is uitgetest in een ‘klein, ondiep en nagenoeg stagnant polderwater’, maar in een polderhoofdvaart naast de stuw van Berghem in de Hertogswetering, dat door het waterschap Aa en Maas een (dus onafhankelijk) monitoringsprogramma wordt uitgevoerd en dat het waterschap op basis van de positieve resultaten studeert op de aanleg van nóg een hevelvistrap, als verbinding tussen de monding van de Dommel en de Maas, en dat bovendien de leverancier van de hevelvistrap garanties afgeeft omtrent de werking? Zo nee, waarom niet?
8. Voldoen de bestaande vistrappen in de Maas aan de eisen van de Internationale Maascommissie voor passeerbaarheid? Kunt u de monitoringsresultaten van de bestaande vistrappen – in termen van aantallen en percentages vissen die passeren – aan de Kamer doen toekomen?
9. Deelt u de visie dat de functionele eis4 die Rijkswaterstaat zichzelf stelt voor de vistrappen veel te licht is, aangezien hieraan al wordt voldaan wanneer één vis van elke soort trekvis de vistrap passeert? Zo nee, waarom niet? Waarom gelden voor de hevelvistrap klaarblijkelijk strengere eisen, gezien het weigeren van de vergunningen?
10. Stelt de Internationale Maascommissie eisen aan het soort vistrap dat bij Borgharen wordt gerealiseerd? Zo ja, welke en bevat dit ook de eis dat het systeem op de Maas moet zijn beproefd?
11. Bent u ervan op de hoogte dat de vistrappen van Rijkswaterstaat niet van tevoren zijn beproefd, maar in de praktijk op de Maas zijn ontwikkeld en verbeterd? Zo ja, waarom wordt aan de hevelvistrap dan wel deze eis gesteld?
12. Betekent de toegezegde medewerking van Rijkswaterstaat voor een proef met een hevelvistrap óók dat Rijkswaterstaat toezegt om bij positief resultaat de (dan waarschijnlijk al aangelegde) bekkenvistrap bij Borgharen te vervangen door een hevelvistrap, zodat de waterkrachtcentrale hier alsnog naast past? Zo nee, wat is de waarde van de toezegging van RWS voor de initiatiefnemer van de waterkrachtcentrale, aangezien met de voorziene bekkenvistrap bij Borgharen de laatste geschikte locatie voor een waterkrachtcentrale op de Maas wordt bezet?
13. Bent u bereid ervoor te zorgen dat – als proef – de hevelvistrap in plaats van de voorziene bekkenvistrap bij Borgharen wordt aangelegd en deze blijft liggen wanneer deze voldoet (zodat tevens een besparing van 2 miljoen euro wordt gerealiseerd)? Zo nee, waarom niet?
14. Hoe staat de schade aan de aal door visvangst – waarvoor RWS de vergunningen verleend – in verhouding tot de schade aan de aal die wordt veroorzaakt door de voorgestelde waterkrachtcentrale bij Borgharen?
15. Waarom hebben de bestaande waterkrachtcentrales bij Lith en Linne nooit een Wwh-vergunning hoeven aanvragen, ondanks het feit dat ze geen visgeleidingssysteem hebben en de vissterfte dus maximaal is?
16. Betekent het beleid dat voor bestaande waterkrachtcentrales in 2009 zal worden afgewogen ‘hoe ze zich verhouden tot de ecologische doelen van de Kaderrichtlijn Water, mede gelet op de economische aspecten’ 5, dat aanleg van een visgeleidingssysteem niet verplicht wordt als de kosten hiervan een rendabele exploitatie in de weg staan? Zo ja, bent u bereid dit aan te scherpen, zodat een visgeleidingssysteem bij de bestaande centrales sowieso verplicht wordt?
17. Waarom krijgen de bestaande waterkrachtcentrales tot 2012 de tijd om een visgeleidingssysteem aan te leggen, terwijl in de motie-Van der Vlies uit 2002 staat dat dit ‘op korte termijn’ moet worden aangelegd? Bent u bereid dit te versnellen? Zo nee, waarom niet?
voetnoten:
1 Volgens de door Kema uitgevoerde en door de Provincie Limburg goedgekeurde Habitattoets zijn er geen ‘significant negatieve effecten’ op beschermde flora en fauna.
2 Zie antwoord 2: ‘Negatief in dit verband is de vissterfte in de turbines’.
3 Zoals een deskundigenrapport, een garantie van de leverancier van de hevelvistrap e.d. (die overigens alle zijn overlegd).
4 Zie antwoord 7: ‘de aan te leggen vispassage moet er voor zorgdragen dat alle soorten trekvis die op de betreffende rivier voorkomen moeten kunnen passeren’.
5 Kamerstuk 30300 XIV, nr. 78
