Ik heb me vandaag gruwelijk zitten ergeren in de Kamer. In twee jaar tijd is de verhoging van de AOW-leeftijd voor politieke partijen van een taboe-onderwerp geëvolueerd tot een favoriet bezuinigingsthema. De vijftien uur debatteren over de crisisaanpak van het kabinet maakten duidelijk dat -zoals gewoonlijk- de strijd voor verworven rechten beslist wordt buiten de Kamer.

Femke Halsema presenteerde een sociaal voorstel (…) voor de uitverkoop van de AOW
In de verkiezingscampagne van najaar 2006 wierp Jan Peter Balkenende zich nog op als de verdediger van de belangen van de ouderen tegen de AOW-plannen van Wouter Bos: “U draait en u bent oneerlijk”. Inmiddels meent zelfs GroenLinks-aanvoerder Femke Halsema de SP de maat te moeten nemen als wij de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar een verworven recht noemen. Halsema heeft klaarblijkelijk niet in de gaten wie de klos zijn als de AOW-leeftijd naar 67 jaar gaat. Dat zijn de mensen met de laagste inkomens. Grosso modo geldt nu al de wet: hoe hoger het inkomen, hoe eerder het Zwitserleven begint. Mensen met een laag loon zullen straks gedwongen zijn om door te werken tot hun zevenenzestigste, terwijl de directeur van een woningcorporatie in zijn arbeidscontract geregeld heeft dat hij met 61 kan stoppen. Zo werkt dat.
Halsema denkt dat dit in de praktijk wel meevalt als in de wet wordt opgenomen dat mensen met veertig gewerkte dienstjaren eerder -met 63 jaar- mogen stoppen. Dat zal in de praktijk vies tegenvallen. Veel mensen met zware beroepen halen de veertig dienstjaren nooit, omdat ze voor die tijd al versleten zijn en in de WAO belanden. En wat te doen met mensen die een tijd voor de kinderen gezorgd hebben of vanwege zorgtaken parttime gewerkt hebben? Die kunnen straks twee jaar extra doorbuffelen.
Zou het toeval zijn dat de AOW-voorstellen van GroenLinks en VVD sprekend op elkaar lijken?