Visser vs Jansen: fact-free politics & woon2012

(dubbelcolumn voor nvm.nl d.d. 14 juni 2013)

Beste Paulus, Op 6 juni jl. tijdens een overleg met Minister Blok over het WoonOnderzoek 2012 maakte je je hard voor een op feiten gebaseerde politiek. Je benadrukte het belang van het voeren van discussies en het vaststellen van beleid op basis van getallen en cijfers! Ik neem je boodschap van harte over en stel daarom voor mede op basis van dit rapport samen te kijken naar de feiten over de huidige woonbehoefte en welke conclusies we daaruit kunnen trekken.

Hoe staat het er nu voor? We weten dat er zo’n 2,6 miljoen woningen zijn in de sociale huursector voor een doelgroep van pak ‘m beet 1,8 miljoen huishoudens als we uitgaan van de huidige regels. Het WoonOnderzoek toont aan dat relatief het grootste tekort aan woningen bestaat in het middensegment vrije huursector. Bovendien, zal de vraag naar huurwoningen in deze categorie toenemen en is waarschijnlijk structureel. Ook weten we dat er een grote verborgen schaarste op de koopmarkt bestaat.

Al jaren domineert de beschikbaarheid van sociale huurwoningen het debat over de woningmarkt. Jij bent één van de drijvende krachten achter dit fenomeen; deze gun ik je van harte. Maar om terug te komen op de feiten: het probleem blijkt zich daar helemaal niet te bevinden. We zijn één van de rijkste landen ter wereld met één van de grootste voorraden sociale woningen. Er klopt iets niet!

Laten we ons daarom focussen op het echte probleem. Dat zit hem erin dat er een grote kloof ligt tussen de huur- en koopsector; er zijn veel te weinig vrije sector huurwoningen in het lagere segment en te weinig keuzevrijheid om door te stromen in de koop- en huursector. Volgens het rapport richt de vraag in de huursector zich veel meer dan voorheen op woningen in de vrije sector. In drie jaar tijd is de vraag met maar liefst 73% toegenomen! Het verschil tussen vraag en aanbod bij woningen in de vrije sector is relatief het grootst. Dáár moet dus geïnvesteerd worden. Daarvoor moeten we eerst zorgen dat het voor particuliere investeerders aantrekkelijk wordt in dit segment te investeren. Daarom: woningcorporaties terug naar hun kerntaak zodat er een gelijk speelveld ontstaat in deze markt en daarmee ruimte voor particuliere en institutionele investeerders.

Verder is het zaak de productie van koopwoningen op te schroeven om aan de toekomstige behoefte te voldoen. Hier bestaat een grote schaarste. Het rapport stelt dat de focus veel meer is komen te liggen op vooral middeldure (+25%) en dure koopwoningen (+40%!). Daarom: meer ruimte bieden aan innovatie en onbelemmerde vormen van bouw waarbij wij ons focussen op het wegnemen van barrières als onnodige regelgeving en achterhaalde normen zoals een verplichte 30% sociale bouw in bestemmingsplannen. Deze extra sociale woningen zijn immers niet nodig!

Kortom, feiten en cijfers die tonen dat meer vrijheid en flexibiliteit gewenst is en niet vragen om het beschermen van instellingen en dogma’s!

Groeten, Barbara

Dag Barbara, hebben we ècht hetzelfde Woon2012 gelezen? Het aantal huishoudens met een inkomen onder de huurtoeslaggrens is 1,96 miljoen (p.28), onder de Europese toewijzingsgrens (€33.000) bedraagt zelfs 2,9 miljoen (p.29). Een deel van die mensen woont in een koopwoning, met veel te hoge woonlasten, die zouden dolgraag naar een betaalbare huurwoning verhuizen. 70.000 mensen met een laag inkomen huren noodgedwongen een huurwoning in het geliberaliseerde segment (p.32). Het aantal corporatiewoningen bedraagt nog 2,3 miljoen. 378.000 huishoudens in de huursector geven meer dan 50% van hun inkomen aan woonlasten uit (p.30). Ik vind dat schokkend.

Zeker: er zijn ook mensen die – volgens de definitie van Stef Blok – scheefwonen: 241.000 huishoudens met een inkomen tot €43.000 en 306.000 huishoudens met een inkomen boven €43.000 huren een sociale huurwoning (p.30). Woon2012 constateert op dezelfde bladzijde dat de groep goedkope scheefwoners pijlsnel afneemt, met 94.000 in drie jaar tijd. Let wel: in een periode dat er geen sprake was van inkomensafhankelijk huurbeleid. Mijn verklaring is: de goedkope scheefwoner is 25 jaar of langer geleden in zijn huurhuis komen wonen, die mensen sterven uit. De dure scheefheid (mensen die wegens gebrek aan alternatief een huis huren dat te duur is voor hun inkomen) neemt ondertussen juist toe!

Nog wat zaken die je klaarblijkelijk gemist hebt bij je fact finding missie: 75% (driekwart) van de starters op de woningmarkt (p.55) geeft de voorkeur aan een huurwoning. De toename van het aantal verhuisgeneigden is vooral gericht op de huursector: een stijging van 189.000 huishoudens in drie jaar tijd (p.56). Het klopt dat de vraag naar huurwoningen in het middensegment in drie jaar tijd stevig gestegen is (+75.000, p.56). Maar een simpele aftreksom met het vorig cijfer laat zien dat de vraag naar goedkope huurwoningen in dezelfde periode met 114.000 gestegen moet zijn. Begrijp ik dat die 75.000 mensen die een duur huurhuis zoeken voor de VVD belangrijker zijn dan de 114.000 woningzoekenden voor een betaalbare woning?

Ik ben heel erg voor vraaggericht bouwen en denk dat Woon2012 een perfect beeld geeft in de actieve en potentiële woningbehoefte voor de huur- en de koopsector. Des te ontluisterender dat het woningmarktbeleid van het kabinet Rutte ideologisch gedreven is, in plaats van vraaggericht. En de PvdA staat erbij en kijkt ernaar.

Groeten Paulus

NB: lees ook fact-based politics

Plaats een reactie