Samen met een aantal collega-energiewoordvoerders in de Tweede Kamer volgde ik vandaag de masterclass energie van de Technische Universiteit Delft: een buitenkansje om in korte tijd bijgepraat te worden over een breed scala aan ontwikkelingen op energiegebied.
ruim twee jaar geleden bezocht ik met Emile Roemer het photovoltaics lab van Miro Zeman. Vandaag volgde ik er een practicum.
Na een welkom door Hester Bijl, hoogleraar duurzame energie en voorzitter Delft Energy Initiative werd de eerste inleiding verzorgd door Mart van der Meijden, innovatiemanager bij landelijk netbeheerder TenneT en sinds kort bijzonder hoogleraar Large scale sustainable power en Laurens de Vries, specialist Europese elektriciteitsmarkten aan de faculteit Techniek, bestuur en management.
Van der Meijden ging met name in op de noodzakelijke investeringen om het beleidsdoel 80-95% CO2-reductie in 2050 te realiseren. Europa heeft een grote regionale diversiteit aan duurzame energiebronnen. Veel zon in het zuiden, wind aan de kusten en op zee, met name in Noord-Europa. Biomassa in Oost-Europa. Geothermie met name in Zuid-Europa. En waterkracht in scandinavië, de Alpen en de Pyreneeën. Duurzame bronnen zijn vaak complementair. ’s zomers schijnt de zon meer en waait het minder, ’s winters omgekeerd. Het ligt dan voor de hand om Zuid- en Noord-Europa te verbinden om die seizoenseffecten te neutraliseren. Dat geldt ook voor andere duurzame bronnen. Conclusie is dan ook dat voor een groei van het aandeel duurzame energie het (lange afstand) transportnet van elektriciteit sterk uitgebouwd moet worden.
De Vries ging met name in op de noodzakelijke organisatie van de energiemarkt om de transformatie naar duurzaam te faciliteren. Een elektriciteitsvoorziening die gebruik maakt van duurzame bronnen stelt zwaardere eisen aan het systeembeheer. Maar door de liberalisering van de elektriciteitsmarkt is de publieke regie weggevallen en de marktmechanismen werken niet goed om de leveringszekerheid op een hoog peil te houden als het aandeel duurzaam toeneemt. Belangrijkste vraagstuk is de organisatie van de reservecapaciteit. In sommige EU-landen, met name in Scandinavië, heeft de overheid zelf (via de publieke netbeheerder) de reservecapaciteit geregeld. In andere landen kiest men voor het organiseren van reservecapaciteit via een marktmechanisme: certificaten. Beide systemen hebben hun voor- en nadelen, maar het grootste probleem is dat er in de EU een groeiende diversiteit is aan nationale regelingen, terwijl het uit het oogpunt van efficiency voor de hand zou liggen om het allemaal op dezelfde manier aan te pakken.
Hierna verzorgden Gerard Dijkema en Aad Correljé van de faculteit Techniek, bestuur en management een inleiding over de gasrotonde, gasinfrastructuur en gasmarkten. Die maakte nog eens zonneklaar dat de productie van Nederlands gas vanaf 2025 snel gaat teruglopen. Dat is een potentieel probleem voor de staatskas (huidige opbrengst €12 miljard/jaar), en betekent dat er de komende jaren een aantal strategische keuzes gemaakt moeten worden voor de toekomst: gaan we verder met gas, dus sterker leunen op import (de gasrotondestrategie) of gaan we zwaarder inzetten op alternatieven (bv. geothermie of restwarmte voor de verwarming van gebouwen)?
Tijdens een practicum zonne-energie in het lab van Miro Zeman en Arno Smets konden we met eigen ogen vaststellen wat er gebeurt als een zonnepaneel deels in de schaduw valt. Afhankelijk van de opbouw van het paneel en de aanwezigheid van bypasses met diodes zal een klein deel of vrijwel de gehele opbrengst wegvallen. Het optimaliseren van de samenhang tussen de wafers die samen een paneel vormen kan het rendement van een paneel sterk verhogen. Ook wordt zo de kwetsbaarheid voor opbrengstverlies bij een defect aan een of meer wafers beperkt. Een eyeopener.
Een heel ander thema is de ethische kant van nieuwe risicovolle technieken, die werd toegelicht door Sabine Roeser en Behnam Taebi, hoogleraar en universitair docent ethiek aan de TU. De bevolking heeft vaak een groot wantrouwen tegen nieuwe technieken, die door overheden vaak wordt verklaard uit onwetendheid/onbenul. Die analyse klopt niet. Bij nadere bestudering blijken de insiders die een nieuwe techniek promoten de schaduwzijden vaak te onderschatten dan wel de bagatelliseren. Roeser en Taebi werken mee aan het NWO-onderzoeksprogramma Responsible Innovation, dat gebaseerd is op actieve maatschappelijke discussie tijdens de onderzoeks- en introductiefase van nieuwe technieken.
Een laatste inleiding werd verzorgd door Ad van Wijk, hoogleraar future energy systems. Hij ging onder meer in op de voordelen van een elektriciteitsnet gebaseerd op gelijkstroom. Een toepassing die al grote energiebesparing heeft opgeleverd is de interne (DC) energievoorziening van datacenters.
Van Wijk pleit voor een fundamenteel herontwerp van systemen in plaats van alleen maar componenten zuiniger te maken. Je kan in kassen gewone lampen vervangen door efficiëntere lampen. Maar als als je LED-strings aanbrengt tussen de planten levert alleen al de kleinere afstand tussen lichtbron en plant een winst met een factor tien op.
De dag werd afgesloten door Tim van der Hagen, decaan van de faculteit natuurwetenschappen en lid van het Topteam Energie. Hij is in veel opzichten positief over de aanpak met de Topteams innovatie, maar concludeert dat er per saldo wel €800 miljoen publiek geld (per jaar…) minder naar onderzoek en innovatie gaat sinds het Fonds Economische Structuurversterking is opgedoekt en de aardgasbaten rechtstreeks in de schatkist verdwijnen. En dat doet pijn.
We mogen trots zijn op de kwaliteit van het Nederlands energieonderzoek. De financiering van dat onderzoek is een investering in onze toekomstige welvaart en welzijn, geen luxe waar je zonder veel probleem het mes in kan zetten. Kabinetten die dat wel doen zijn buitengewoon kortzichtig.