Ik kreeg zojuist de antwoorden van minister Van der Hoeven binnen op mijn vragen over de breakfee die de aandeelhouders van Essent aan RWE moeten betalen als de deal niet doorgaat. Mijn conclusie: er is wel degelijk sprake van chantage.
Dat geldt met name voor de situatie dat (een deel van) de aandeelhouders niet instemmen met de privatisering en hun aandelen in plaats daarvan willen verkopen aan het Rijk. Dat alternatief is voorgesteld door de SP en een aantal PvdA-prominenten. Gezien de antwoorden op mijn vragen moet gevreesd worden dat RWE in dat geval een financiele claim -volgens gerucht: meer dan €100 miljoen- kan leggen bij de aandeelhouders. Die worden zo gechanteerd om de privatisering te slikken. Ik vind dat een kwalijke zaak en zou dat als aandeelhouder ook niet accepteren. Is de directie van Essent hiermee zijn boekje te buiten gegaan, of zijn de gedeputeerden van de provincies hierin vooraf gekend? Dat zou nóg veel kwalijker zijn. Kortom: voldoende stof voor vragen van onze provinciale volksvertegenwoordigers.
antwoorden op vragen van het lid Jansen (SP) over de voorgenomen verkoop van Essent aan RWE van 21 januari 2009
1. Is het bericht waar dat in het voorlopig koopcontract tussen Essent en RWE een ‘breakfee’ (boeteclausule) is opgenomen, die Essent dient te voldoen indien de verkoop niet doorgaat?
2. Zo ja, hoe hoog is de boeteclausule?
3. Onder welke condities wordt de boeteclausule geëffectueerd? Is een van deze condities dat de aandeelhouders niet met de vereiste meerderheid akkoord gaan met de verkoop?
Essent heeft mij geïnformeerd over de afspraken in het voorlopige koopcontract tussen Essent en RWE. In dit contract zijn onder andere afspraken gemaakt over hoe de partijen met elkaar omgaan in het geval dat de transactie niet door zou gaan. Volgens Essent is er sprake van een beëindigingvergoeding, die Essent verplicht is om aan RWE te betalen in het geval de transactie om bepaalde redenen niet zou doorgaan èn de aandeelhouders van Essent vervolgens wel binnen 12 maanden alsnog overgaan tot verkoop van meer dan 50% van het kapitaal in Essent aan een derde partij.
Indien de verkoop niet doorgaat, is er geen verplichting tot de betaling van deze vergoeding. Dit is pas het geval als er daarna binnen een jaar toch tot verkoop wordt overgegaan aan een andere partij.
Daarnaast is er een break fee afgesproken. Hier gaat het om een vergoeding die RWE aan Essent is verschuldigd indien goedkeuring voor de transactie van de mededingingsautoriteiten niet binnen een bepaalde termijn is verkregen.
Het voorlopige koopcontract is een privaatrechtelijk contract. Essent en RWE hebben aangegeven dat het bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft. De twee partijen zullen daarom geen nadere uitspraken doen over de hoogte van de beëindigingvergoeding en break fee.
4. In dit laatste geval: onderschrijft u dat hierdoor de besluitvorming van provinciale en gemeentelijke volksvertegenwoordigers beïnvloed wordt?
De betreffende afspraken zijn gemaakt binnen een privaatrechtelijke overeenkomst tussen Essent en RWE. Het is aan de aandeelhouders van Essent om zich over deze overeenkomst een oordeel te vormen.
5. Is de directie van Essent bevoegd zich te binden aan een dergelijke boeteclausule?
Er is hier sprake van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen twee bedrijven. De bestuurders van deze bedrijven zijn in beginsel bevoegd om de vennootschap te vertegenwoordigen. Het staat hen dus vrij om dergelijke afspraken te maken.
6. Hoe denkt u te bevorderen dat provinciale staten en gemeenteraden een zorgvuldige afweging maken over de eventuele verkoop, zonder oneigenlijke druk op de besluitvorming?
Ik vind een goede besluitvorming door de aandeelhouders belangrijk; er dienen geen overhaaste beslissingen te worden genomen. Ik heb daarom, mede op verzoek van uw Kamer, de Commissie publiek aandeelhouderschap energiebedrijven gevraagd om publieke aandeelhouders bij te staan bij het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over de toekomst van hun aandeelhouderschap. In haar rapport schetst de Commissie een duidelijk afwegingskader ten aanzien van de brede belangenafweging waarvoor aandeelhouders zich gesteld zien.
Op basis van de uitkomsten van het rapport heb ik uitgebreid overleg gevoerd met de aandeelhouders en goede afspraken gemaakt. Zo is afgesproken dat goede wederzijdse informatie-uitwisseling over de toekomst van het aandeelhouderschap van groot belang is. Derhalve blijf ik voortdurend in overleg met de aandeelhouders.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Meer lezen?
Zie Dossier splitsing en privatisering energiebedrijven